zondag 12 januari 2014

Woordenschatschrift periode 2

1 Achlufobie= angst voor het donker of de duisternis

Lisa durft ’s avonds en ’s nachts niet meer naar buiten te gaan, ze heeft Achlufobie en is dus bang in het donker.

2 Acousticfobie= angst voor geluid of lawaai

Martijn schrok zich rot toen Petra een bloemenvaas liet vallen, hij heeft Acousticfobie en is super bang voor geluid of lawaai.

3 Arachnofobie= angst voor spinnen

Natalia heeft Arachnofobie, ze is super bang voor spinnen. Als ze er eentje ziet begint ze al gelijk te gillen.

4 Dystychifobie= bang voor ongelukken

Mijn moeder rijd altijd super voorzichtig in het verkeer, want ze heeft Dystychifobie, ze is bang voor ongelukken.

5 Equinofobie= bang voor paarden

Mijn vader heeft een paard, helaas heb ik Equinofobie en ben ik dus super bang voor paarden.

6 Beul= iemand die een vonnis uitvoert, door veroordeelde te doden of te martelen

De beul onthoofde de ter dood veroordeelde vrouw

7 Cipier= Iemand die gevangenen bewaakt

De cipier deed zijn werk niet goed en zorgde ervoor dat er een gevangene kon ontsnappen.

8 Illusionist= Iemand die zijn publiek dingen laat zien die eigenlijk niet kunnen gebeuren.

De illusionist verbaasde ons voor de 2e keer, hoe is zo iets mogelijk?


9 logopedist= stem en spraak deskundige

Ik moest naar de logopedist want ik sliste een beetje

10 Ruimtevaarder= astronaut, iemand die een ruimtevaart onderneemt

Ik vind Ruimtevaarders altijd heel dapper want ik zou niet naar de ruimte durven te gaan.

11 Accordeon= een muziekinstrument dat je uittrekt en weer induwt, een andere naam is ookwel Harmonica.

Die man speelde heel erg goed accordeon en kreeg daarom veel geld van de luisteraars.

12 Balalaika= russich muziekinstrument met een driehoekige klankkast

Heel veel Russen bespelen de balalaika, het is een typisch russisch muziekinstrument.

13 Bodhrán= een Ierse lijsttrommel die bespeeld wordt met een soort drumstick met 2 slageinden

Mijn vader is Iers en hij bespeelt de Bodhrán het is een speciale trommel die bespeeld wordt met een stuk die een dubbel uiteinde heeft.

14 Bongo= 2 kleine aan elkaar verbonden, verschillende gestemde trommels uit Latijns-Amerika die met de blote hand worden bespeeld.

Ik was vorig jaar in Latijns-Amerika en ik raakte daar gefascineerd met de Bongo, ik wil ook op zo mooi op zulke trommels kunnen spelen.

15 Xylofoon= instrument dat bestaat uit een reeks houten staven, en dat met hamertjes wordt bespeeld.

Ik hou van mijn Xylofoon, het maakt een super leuk geluid als ik er op sla met mijn hamertjes, ik kan er  het liedje ‘vader Jacob’ op slaan. 

16 Metier= beroep/vak

Hij is een journalist, het is zijn metier.

17 Dienster= serveerster

Een dienster werkt in cafe’s en restaurants, het is een ander woord voor serveerster.

18 Democratie= Regeringsvorm waarbij het volk zelf regeert

Nederland is een democratie

19 Terrorisme= het plegen van terreurdaden voor politieke doeleinden

De VVD kreeg niet genoeg stemmen en pleegde daarom terrorisme om ervoor te zorgen dat ze wél genoeg stemmen zouden krijgen.

20 Vonnis= uitspraak van de rechter waarin hij de straf bekend maakt

De rechter spreekt mijn vonnis uit en zegt dat ik 2 jaar naar de gevangenis moet.

21 Monetaire unie= omvat landen die gezamenlijk één munteenheid hebben.

Europa is een monetaire unie, alle landen in Europa betalen met de euro.

22 Turf= gedroogd veen

Van stukken turf word ook wel vuur gestookt.

23 infiltrant= persoon die stiekem binnendringt

Wij hebben een infiltrant in ons midden, hij is stiekem binnengedrongen in ons geheime hoofdkwartier.

24 baby boom= geboorte golf

Kinderen die tijdens de baby boom worden geboren, worden ook wel babyboomers genoemd.

25 Acuut= als iets plotseling gebeurd.

De man kreeg een acute hartaanval, gelukkig kon hij nog gered worden door de artsen.

26 collectief= gemeenschappelijk

Die mensen zijn  heel erg collectief, ze doen alles samen.

27 spectaculair= adembenemend, opzienbarend

Die vuurwerkshow was erg spectaculair, ik heb nog nooit zoveel mooi vuurwerk achter elkaar gezien.

28 Ethiek= vakgebied van de filosofie dat zich bezighoud met wat goed en wat slecht is

De tijd is rijp voor een ruime ethiek rond dierenwelzijn, want pijn is pijn.

29 ultrasoon= geluid met een zo hoge frequentie dat je het niet met het oor kunt horen.

Dat muziekinstrument had een ultrasoon ik hoorde niks

30 Genetica= Wetenschap die zich met de erfelijkheid bezighoud

Ik studeer Genetica want ik vind erfelijkheid erg interessant.

31 Laboratorium= Gebouw of ruimte voor het maken en onderzoeken van stoffen.

Als ik later onderzoeker ben wil ik mijn eigen laboratorium zodat ik in alle rust stoffen kan onderzoeken en maken.

32 Overspel= Seksuele relatie met iemand anders dan je vaste partner

Mijn ex heeft overspel gepleegd, ik heb het meteen uitgemaakt want ik hoef geen relatie met iemand die het ook met een ander doet.

33 Potloodventer= Man die er plezier aan beleeft als hij zijn geslachtsdeel aan anderen laat zien

Ik liep vandaag in Amsterdam en daar zag ik een potloodventer, hij droeg een lange zwarte jas met niks er onder aan. Ik ben gauw weggerend.

34 Temperament= karakter eigenschap die bepaald hoe je op dingen reageert.

Ik hou van mannen met temperament, ze weten vaak wat ze willen en zijn niet bang om te zeggen wat ze denken.

35 Diametraal = precies tegenovergesteld

Die dingen zijn Diametraal, ze zijn precies tegenovergesteld.

36 Uitsluitsel= beslissend antwoord

Alleen de verantwoordelijke chef kan daarover uitsluitsel geven.

37 Perceptie= zoals iemand iets ervaart en beoordeeld

Wat u nu vertelt is niet mijn perceptie van wat er gebeurd is.

38 Reputatie= Hoe er door anderen over iets of iemand wordt gedacht

Hij heeft een behoorlijk hoge reputatie en hij doet er ook alles voor om die te behouden.

39 Fascinatie= Aanlokkelijkheid

Hij is al van jongs af aan gefascineerd door muziek.

 40 Vaccinatie= Het toedienen van een vaccin (aan iemand)

Ik krijg een vaccinatie omdat ik over 2 maanden op vakantie ga naar India.

41 Apocrief= Twijfelachtig

Hij is erg apocrief, hij twijfelt altijd of hij dingen nou wel of niet moet doen.

42 Convocatie= Uitnodiging  

Lisa kreeg een Convocatie voor het bal van de prins.

43 Peigeren= Doodgaan

Hij is aan het peigeren, de artsen kunnen hem nog redden als ze hem nu meteen opereren.

44 Somnambulisme= Slaapwandelen

Hij lijdt aan Somnambulisme, hij slaapwandelt.

45 Restitueren= Terugbetalen

Hey Jacob, jij moet mij nog restitueren. Als ik het geld niet over een maand heb dan kom ik je opzoeken.

46 Heroïsch= Heldhaftig

Hij is heel erg Heroïsch, door zijn daad zijn de kinderen gered.

47 Adhesie= Steun

Ik kan wel wat adhesie gebruiken in deze tijden van nood, ik heb hulp nodig.

48 Sub rosa= In het geheim, vertrouwen

Ik vertel mijn beste vriendin Sub rosa dat ik zwanger ben, ik vertrouw haar 100%.

49 Lumineus= Schitterend

Dat dier is Lumineus, het is een schitterend beest.

50 Explicatie= Uitleg

Ik heb een Explicatie nodig voor dit schandelijke optreden want ik snap er niks van.

 51 Routine= handigheid die je door ervaring hebt gekregen

Iedere ochtend voer ik dezelfde routine uit.

52 Sjikker= dronken

Deze man is Sjikker, hij heeft te veel gedronken.

53 Refuseren= Weigeren

Je kan dit aanbod niet Refuseren, dit is je kans om een beter betaalde baan te krijgen.

54 Macaber= Griezelig

Ik vind spinnen maar Macaber, ze zien er ook zo eng uit. Het maakt me bang.

55 Consommé= Bouillonsoep

Ik hou van Consommé want ik hou van bouillon en ik hou van soep.

56 Lijzebet= Zeurkous

Wat ben jij toch ook een Lijzebet, eet je groenten gewoon op, daar wordt je sterk en gezond van.

57 Ressentiment= Wrok

Sinds Mark het heeft uitgemaakt met Lisa is ze een Ressentiment. Ze kan niet eten of slapen.

58 Doerak= Kwajongen, deugniet.

Wat een doerak is jou zoontje Theo, hij is erg eigenwijs.

59 Pummel= Lomperd

Hans is echt een pummel, hij is 2.10 en struikelt door zijn lange benen overal overheen.

60 Bedremmeld= Beteuterd

Hansje keek bedremmeld naar zijn bord met erwtjes hij had er helemaal geen zin in.

61 Joviaal= Hartelijk

Ik werd Joviaal ontvangen door mijn buren.

62 Kattebelletje= Klein briefje

Ik maak een kattebelletje en daarop schrijf ik de antwoorden van Aardrijkskunde, ik maak dus een spiekbriefje.

63 Labyrint= Doolhof

Als je dat Labyrint betreed verdwaal je meteen, het is een doolhof waar je nooit meer uitkomt.

64 Abrupt= Plotseling

Erika stopte abrupt met schrijven toen ze merkte dat er iemand achter haar stond.

65 Vice versa= Heen en weer

De inkomsten van dat bedrijf gaan Vice versa, soms is het weinig en soms veel.

66 Vestiaire= Garderobe

Mijn vestiaire is heel groot want ik heb super veel kleren.

67 Abattoir= Slachthuis

De zieke paarden worden naar een Abattoir gebracht

68 Influenza= Griep

Hij heeft Influenza en moet de komende week in bed blijven want hij heeft 40 graden koorts.

69 Fiasco= Mislukking

De bruiloft liep uit tot een groot fiasco, alles mislukte.

70 Dilettant= Amateur

Hij komt maar net kijken bij dit vak, hij is een Dilettant en weet nog niks.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten