zondag 12 januari 2014

Woordenschatschrift periode 1

1.      Oelewapper= een waardeloos persoon, sufferd.

            Wat ben jij toch ook een oelewapper soms, je kan toch zien dat je aan die deur moet trekken 
             en niet duwen.

2.      Schavuit= boef

Ik had je nog zo gezegd dat je niet moest snoepen voor het eten, wat een schavuit ben jij toch ook, altijd doen wat je juist niet mag doen.

3.      Lam= zeer dronken

Bernard heeft te veel gedronken, hij is heel erg lam hij kan niet eens meer op zijn benen staan.

4.      Eclips= zons- of maansverduistering

Soms dan wordt de zon of maan helemaal verduisterd dat heet een Eclips

5.      Cappuccino= Kopje koffie met warme melk en melkschuim.

Als ik koffie drink drink ik alleen maar een cappuccino want ik hou niet van koffie zonder melk.

6.      Eczeem= Uitslag op je huid die jeukt, een huidaandoening

Zij heeft ontzettend veel Eczeem op haar huid, allemaal rode vlekken en het jeukt heel erg.

7.      Opticien= Iemand die als beroep brillen en contactlenzen verkoopt

Tasneem moet nodig eens haar ogen laten nakijken bij de opticien, misschien heeft ze wel een bril nodig.

8.      Dominant= Bepalend, als iets of iemand meer macht/invloed heeft dan de rest

Jenna is erg dominant, zij bepaald wat er in huis gebeurd.

9.      Manipuleren= Opzettelijk, maar voor anderen ongemerkt beïnvloeden

Nu Henk weet dat Lisa hem leuk vind, kan hij haar voor alles overhalen, hij is haar aan het manipuleren zonder dat ze het zelf door heeft.

10.  Vooroordeel= Een oordeel dat je hebt over mensen/iemand zonder dat je diegene echt kent.

Het is een vooroordeel dat alle Marokkanen gevaarlijk zijn, dat 1 iemand gevaarlijk is betekent niet meteen dat de rest het ook is.

11.  Makelaar= Tussenhandelaar, tussenpersoon

Als ik een huis wil kopen ga ik altijd naar de makelaar om te kijken wat voor huizen mensen te koop hebben staan.

12.  Failliet= Niet meer in staat zijn om te betalen, geen geld meer hebben

Dat bedrijf is failliet, ze moeten hun zaak sluiten want ze hebben geen geld meer en hebben alleen maar schulden.

13.  Hypothese= Idee waarvan nog bewezen moet worden of het juist is

Meneer Pimpel doet een onderzoek over vogels, zijn hypothese is dat alle vogels hetzelfde vliegen, maar hij weet het nog niet zeker hij moet het nog onderzoeken.

14.  Taboe= Iets waarvan veel mensen vinden dat je er niet over mag praten

Praten over de dood is taboe

15.  Concurrent= Rivaal, iemand die je ziet als tegenstander

Wij van de Albert Heijn zien de Vomar als onze concurrent, Ons doel is om meer te verdienen en meer winst te maken dan hun.

16.  Cultuur= De ontwikkeling, gewoontes van een volk

De Nederlandse cultuur is heel anders dan de Chinese cultuur.

17.  Nestel= Puntje van je schoenveter, ijzeren ringetje aan het einde van je schoenveter

Je moet de nestel niet van je veter halen anders krijg je een soort kwast.

18.  Botox= Een cosmetisch middel dat onderhuids wordt aangebracht om rimpels te laten verdwijnen en lippen voller te maken.

Die vrouw haar gezicht zit vol met botox, haar lippen lijken op die van een eend en ze is al 60 maar ze lijkt 30 omdat ze geen rimpels heeft.

19.  Biks= veevoer

Ik geef mijn paard nog wat biks voor extra energie

20.  Champagne= Bruisende witte wijn uit Frankrijk, wordt meestal gedronken als er wat te vieren valt.

Wij dronken Champagne omdat Alexa haar rijbewijs had gehaald.

21.   Communiceren= met elkaar praten

Wij communiceren met onze handen, dit wordt ook wel gebarentaal genoemd.

22.   Fictie= literatuur waarin de geschreven gebeurtenissen niet echt zijn gebeurd.

Sneeuwwitje is een fictie want het is niet echt gebeurd

23.   Synoniem= Woord met dezelfde betekenis

Die 2 woorden hebben dezelfde betekenis het zijn synoniemen

24.  Associatie= aan elkaar koppelen

Je kan die 2 verhalen met elkaar associeren

25.  Telepathie= gedachtelezen

Wow die vrouw kan telepathie ze weet wat ik dacht

26.  Observatie= Iets dat of keer dat je iets aandachtig bekijkt

wij observeren die man want we weten niet zeker of hij het is wie we zoeken.

27.  Constant= hetzelfde blijvend niet veranderlijk

Hij doet constant hetzelfde truucje om het meisje te versieren

28.  Content= wat je op een website vindt

Dat is een website met leuk content zoals spelletjes

29.  Psycholoog= beoefenaar van de Psychologie

Hij moet naar de psycholoog want er is iets niet inorde’

30.  Monarchie= land met een koning of koningin

Nederland is een Monarchie want wij hebben koning Willem Alexander


31.  Vip= belangrijk of beroemd persoon

Omdat ik Jan zo goed heb geholpen ben ik VIP op z’n feestje.

32.  Gorilla= grote mensaap

Kijk hoe groot je bent, je lijkt net een gorilla, spierbundel.
33.  Mol= een dier dat onder de grond leeft

Wij hebben last van mollen in onze tuin, overal zijn molshopen.

34.  Extravagant= overdreven

Dat meisje is heel extravagant altijd moet ze overal drama van maken.

35.  Paddenstoel= sponsachtig organisme zonder bladeren

Overal in het bos vindt je paddenstoelen.

36.  Sporadisch= Als iets bijna nooit voorkomt

Mijn computer heeft gelukkig sporadisch problemen.

37.  Organisme= Levend wezen

Dieren zijn organismen het zijn levende wezens

38.  Jonkheer= Adelijk persoon

In de middeleeuwen hadden jonkheren best veel macht.

39.  Hunnebed= Reuzengraf

Er zijn nog steeds een paar hunnebedden in Drenthe.

40.  Amputatie= het afzetten van een lichaamsdeel

Zij laat haar been amputeren want het kan niet meer genezen.


41.  Biografie= beschrijving van iemands leven

Zijn biografie is heel boeiend omdat hij veel te vertellen heeft.

42.  Grafisch= wat verband houdt met de grafiek

Hij moet een Grafische rekenmachine gebruiken voor Wiskunde

43.  Jurist= iemand die rechten gestudeerd heeft

De jurist is net klaar met de rechtenschool

44.  Ventilatie= luchtverversing

Wij hebben ventilatie in het gebouw anders stikt iedereen.

45.  Astronout= ruimtevaarder

46.  Mongool= iemand die het downsyndroom heeft

Mijn kindje is een mongool

47.  Wasknijper= voorwerp waarmee je wasgoed of andere dingen kan klemmen.

Ik gebruik wasknijpers om mijn wasgoed op te hangen aan het wasrek.

48.  Bibliotheek= een gebouw waar je boeken kunt lenen

Ik heb een boek  nodig dus ik breng een bezoekje aan de bibliotheek

49.  Autografie= afdruk

Ik zou graag de autografie van dat boek willen hebben

50.  Bretels=soort draagbanden

Hij draagt elke dag bretels hij voelt zich dan stoer.

51.  Etnisch= een volk in zijn geheel

We hebben een etnisch probleem
52.  Ridicuul= belachelijk
                    Ik vind dat echt ridicuul, hoe kan je dat nou doen.

53.  Frappant= als iets de aandacht trekt

Die man is erg frappant, hij trekt alle aandacht naar zich toe

54.  Tolerant= bereid om mensen afwijkend te laten denken/handelen

Die man is erg tolerant

55.  Weerwolf= dier uit sagen

geloof jij dat weerwolven echt bestaan?

56.  Stijltang= tang waar mee je je haar stijlt

Ik stijl mijn haar met een stijltang want ik wil stijl haar.

57.  Inboorling= lid van een stam die in de wildernis leeft

Plotseling kwam er een inboorling uit het woud

58.  Kokosnoot= vrucht van de kokospalm

Als je een kokosnoot op je hoofd krijgt kan je dood gaan.

59.  Walkietalkie= een soort telefoon waardoor je kan communiceren

Wij praten met elkaar via de walkietalkie, dat is veel handiger

60.  Babyfoon= apparaat waaruit je op afstand geluid kunt horen

Ik heb de babyfoon in de kamer van mijn baby gezet, voor het geval dat.

61.  Salto= sprong waarbij je koppeltjeduikt in de lucht

Hij maakt een salto in de lucht, wauw wat kan hij dat goed

62.  Prostituee= vrouw die zich laat betalen voor seks

Er zijn veel prostituees in Nederland, ze krijgen geld voor seks.

63.  Intuïtie= eigenschap dat je iets voelt zonder er over te denken.

Hij heeft een supergoede intuïtie hij gaat altijd op z’n gevoel af.

64.  Allochtoon= In het buitenland geboren, of buitenlandse ouders.

Ik ben een allochtoon want mijn ouders zijn surinaams maar ik woon in Nederland.

65.  Synchroon= gelijktijdig

Wij kunnen echt heel goed synchroon dansen, tegelijk bewegen op de beat.

66.  Radicaal= strevend naar ingrijpende veranderingen

Hij heeft radicale ideeën.

67.  Dekolonisatie= het onafhankelijk worden van koloniën.

De kolonisatie van de koloniën heeft veel goed gedaan.

68.  Huichelaar= iemand die niet eerlij is

Waarom ben je niet eerlijk tegen me, wat een huichelaar ben jij toch ook.

69.  Weldoener= iemand die goede dingen doet zonder eigen belang

Kees is een echte weldoener hij helpt altijd andere mensen zonder dat hij het zelf door heeft.

70.  Zeurkous= iemand die veel zeurt.

wat een zeurkous ben jij toch ook, altijd heb je wel iets te zeuren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten